De executieve functies - vaardigheden, ontwikkeling en ondersteuning

Sofie en Esmee hebben afgesproken na schooltijd met elkaar te spelen. Sofie wil graag bij Esmee spelen, want Esmee heeft een nieuw bordspel gekregen voor haar verjaardag. Helaas kan dat niet, want de broer van Esmee is ziek thuis en haar moeder heeft gezegd dat ze dus beter ergens anders kunnen gaan spelen. De moeder van Sofie vraagt of Esmee meteen mee naar hun huis fietst, maar dat kan niet want Esmee moet eerst even het huiswerk van haar broer thuis afgeven. Esmee en Sofie spreken daarom af in de speeltuin. Om vijf uur moet Sofie naar huis. Ze moet haar taalles nog maken en om half zes naar hockeytraining.

We zijn ons er niet zo van bewust, maar zo'n middagje vrij spelen vraagt om een hoop plannen en nadenken. En dat is dan nog maar één moment op die dag. Een gewone gemiddelde dag vraagt om enorm veel planning, keuzes maken, beoordelen van plannen en keuzes en op basis daarvan doelgericht handelen.

En dat is voor kinderen soms best nog heel lastig. Wat daar allemaal bij komt kijken, en hoe de ouders/opvoeders daarbij behulpzaam kunnen zijn, zetten we hieronder op een rijtje.

Bij het maken van plannen en keuzes komen een hoop vaardigheden kijken. We noemen deze vaardigheden de executieve functies, ook wel de regelfuncties van de hersenen genoemd. Dit zijn alle vaardigheden en denkprocessen samen die een kind helpen gedrag te plannen, uit te voeren en bij te sturen als dat nodig is. Wanneer een kind besluit iets te gaan doen, doorloopt het meestal vier stappen.

  1. Allereerst maakt het een keuze. In het voorbeeld zagen we hoe Sofie koos om met Esmee te gaan spelen.
  2. Dan wordt er een plan gemaakt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis waar het kind over beschikt en de informatie die het krijgt uit de omgeving. Zo weet Sofie dat spelen met Esmee gezellig is en dat ze op dinsdag kan spelen tot vijf uur. Van Esmee hoort ze dat ze niet bij haar thuis kunnen spelen.
  3. Het plan wordt dan beoordeeld en bijgesteld. Sofie en Esmee besluiten bij Sofie in de buurt in de speeltuin te gaan spelen.
  4. Uiteindelijk kan het plan dan worden uitgevoerd.

Deze vier stappen doorloopt een kind heel snel, het is zich echt niet bij iedere beslissing of ieder plan bewust dat deze stappen doorlopen worden.

Vaardigheden

We kunnen de regelfuncties in twee groepen vaardigheden verdelen, de denkvaardigheden en de uitvoeringsvaardigheden. De denkvaardigheden helpen een kind besluiten wat het gaat doen en hoe. De uitvoeringsvaardigheden helpen bij het uitvoeren en vooral ook het bijsturen van het plan.

Denkvaardigheden

Een voor de hand liggende en belangrijke vaardigheid is het vermogen te plannen. Zonder planning is het moeilijk iets te doen. Bij deze planning moet rekening gehouden worden met de tijd die het plan in beslag zal gaan nemen  (timemanagement). Kinderen moeten dus geholpen worden een goed tijdsbesef te ontwikkelen. Daarnaast speelt het geheugen een belangrijke rol. Informatie uit het geheugen, bestaande uit opgedane kennis en eerdere ervaringen, helpt het kind beoordelen of een plan wel echt een goed idee is.

Ook moet het werkgeheugen, ook wel korte termijn geheugen genoemd, aan het werk gezet worden. In het werkgeheugen wordt de informatie die nodig is bij het uitvoeren van het plan tijdelijk opgeslagen. Het werkgeheugen helpt vooruit denken en terugkijken.

Bastiaan zit in groep vijf en moet voor het eerst een spreekbeurt houden. Hij heeft besloten het te hebben over panda’s.

Eerst moet hij bedenken hoe hij de spreekbeurt zal voorbereiden. Wanneer wil hij werken aan de spreekbeurt, waar wil hij informatie gaan zoeken en wat heeft hij nodig om de spreekbeurt te kunnen maken.

Dan moet hij bedenken hoeveel tijd hij denkt nodig te hebben om de spreekbeurt voor te bereiden en hoe hij deze tijd wil verdelen. Hij kan er voor kiezen een middag lang aan zijn spreekbeurt te gaan werken, hij kan ook besluiten er iedere dag een half uurtje aan te werken.

Bij het maken van de spreekbeurt, moet Bastiaan goed onthouden welke regels de juf gegeven heeft over het houden van een spreekbeurt en moet hij de informatie die hij vindt, onthouden om in de spreekbeurt te kunnen opnemen.

Tijdens het werken moet Bastiaan steeds beoordelen of het goed gaat.

Uitvoeringsvaardigheden

Een belangrijke vaardigheid die kinderen al vanaf jonge leeftijd moet aanleren is nadenken voordat ze doen. Meteen reageren werkt over het algemeen niet goed. Eerst moet de situatie beoordeeld worden en moet bedacht worden wat de beste reactie in deze situatie is. En dat is niet altijd gemakkelijk voor een jong kind. Zeker niet omdat jonge kinderen hun emoties nog niet altijd onder controle hebben. Emoties kunnen er voor zorgen dat het kind meteen reageert, zonder eerst na te denken. En emoties kunnen ook de uitvoering van een bedacht plan in de weg staan. Kinderen leren omgaan met hun emoties is dan ook belangrijk voor de ontwikkeling van de regelfuncties.

Eenmaal begonnen aan een taak of plan, is het belangrijk dat het kind de aandacht erbij houdt en zich niet laat afleiden. Ook wanneer het kind niet zo’n zin heeft, moet het in staat zijn om toch aan de slag te gaan en niet onnodig gaan lopen uitstellen. We noemen dit taakinitiatie.

Om de taak goed af te kunnen maken, moet het kind doorzettingsvermogen laten zien. Wanneer het even tegenzit of het gaat anders dan gepland, moet het toch doorgaan tot het gelukt is. Dit vraagt dus ook om enige flexibiliteit. Het kind moet niet te strak aan het eigen plan vasthouden. Wanneer er iets fout gaat, er nieuwe informatie is of het plan niet goed lijkt te werken moet het kind het plan kunnen bijstellen.

Bastiaan moet eerst nadenken over wat hij wil gaan vertellen over panda’s en waar hij de informatie voor zijn spreekbeurt wil gaan zoeken. Wanneer hij meteen aan de slag gaat zonder na te denken, kan het dat hij op een verkeerde plek zoekt naar informatie of informatie vindt waar hij weinig mee kan.

Bastiaan leest niet zo snel en hij houdt daarom niet zo van lezen. Toch zal hij over deze gevoelens heen moet stappen en informatie moeten gaan lezen.

Bastiaan begint in de woonkamer met het lezen van de informatie, maar al snel merkt hij dat er daar te veel dingen zijn die hem afleiden. Hij besluit op zijn kamer te gaan zitten omdat hij zich daar beter kan concentreren. Hij toont hiermee flexibiliteit en doorzettingsvermogen.

Ontwikkeling

Het goed ontwikkelen van de regelfuncties vraagt veel tijd. De eerste functies beginnen zich te ontwikkelen in de vroege jeugd, maar alle functies zijn pas geheel uit ontwikkeld wanneer het kind volwassen is. Al op zeer jonge leeftijd kunnen kinderen leren hun impulsen onder controle te houden. Een baby van 7/8 maanden leert al dat rustiger bewegen helpt om iets vast te kunnen pakken.

Met 8 maanden begint het werkgeheugen zich te ontwikkelen. Een baby kan dan bijvoorbeeld onthouden “als ik in de bal knijp, zegt deze piep” Het kindje moet dingen kunnen onthouden om te kunnen denken over wat het wil doen.

Kinderen zijn op deze leeftijd nog heel snel afgeleid. Rond het eerste jaar leren kinderen steeds beter hun aandacht te richten. Al kunnen we pas rond de vier jaar gaan spreken over enige doelgerichtheid en ook dan is concentreren voor de meeste kinderen nog een flinke uitdaging. De meeste regelfuncties zijn rond zeven jaar grotendeels ontwikkeld, al blijven deze zich de hele jeugd nog verder ontwikkelen. Zo is het dus zeker niet vreemd wanneer een kind van 8 jaar nog impulsief is. Het is heel normaal dat jongere kinderen nog moeite hebben met de vaardigheden die bij de regelfuncties horen. Kinderen hebben hun gehele jeugd begeleiding nodig bij het onder de knie krijgen van deze vaardigheden.

Ondersteuning

Ouders kunnen hun kind in de eerste plaats helpen bij het plannen. Ze doen dit door structuur te bieden en het kind inzicht te geven in het verloop van de dag. Dit kan met een weekoverzicht, een planbord en pictogrammen. Langzaamaan kan het kind steeds meer betrokken worden bij de weekplanning en kan het hier ook inspraak in krijgen. Zo leert het kind met hulp van de ouders plannen en kan het dit ook steeds beter zelfstandig gaan doen, bijvoorbeeld bij taakjes op school, het maken van een speelafspraak of tijdens het spelen (een goede toren bouwen vraagt om nadenken en planning).

Ouders spelen ook een belangrijke rol bij het leren emoties onder controle te houden en het vergroten van de concentratie. Bij het aanleren van regelvaardigheden is het voorbeeld dat de ouders geven van groot belang. Door te zorgen voor een opgeruimde omgeving, duidelijke instructies en regels, een duidelijke planning (waarbij een planbord dus goed kan helpen) en veel ondersteuning bij alles wat het kind doet, leert het langzaam deze vaardigheden zelf onder de knie krijgen. Ouders kunnen dan steeds stapjes terug doen en steeds meer aan hun kind zelf overlaten. Complimenten en beloningssystemen kunnen hierbij een goede ondersteunende rol spelen.

Drs. Tamar de Vos – van der Hoeven
Psycholoog/ orthopedagoog